Boeiend en expressief vioolspelen doe je door bewust te spelen met verschillende klankkleuren

Het mooie van de viool is dat je zelf je klank kunt vormen en verschil kunt maken in de toon.

Dit is juist zo interessant aan vioolspelen! Bijvoorbeeld op een piano kun je enkel de suggestie wekken van klankvorming. Je wilt misschien een warmere toon of juist een meer heldere. Je wilt dat iets romantisch klinkt of juist agressief. Of je docent zegt dat je klank te dun, te mat, te week, niet helder genoeg of wat dan ook is.

Hoe verander je de klank in je vioolspel?

Eén van de manieren om in het geluid dat je op de viool maakt te beïnvloeden is om de contactplaats te variëren: de plek waar je strijkstok over de snaar gaat.

Voorwaarde is dat je goed recht kunt strijken met een regelmatige klank

Recht strijken is als je strijkstok in een hoek van negentig graden ten opzichte van de snaar staat. Aan de punt kun je eventueel iets ‘afronden’.

Veel violisten die al jaren bezig zijn, denken dat ze recht strijken, maar strijken scheef

Als je eens voor de spiegel gaat staan en met de hele stok over de snaar strijkt, schrikken veel mensen hoe scheef ze eigenlijk strijken. Gelukkig is het relatief makkelijk te corrigeren door veel op losse snaren te spelen voor de spiegel en continue in de gaten te houden of je écht recht strijkt. Op het gebied van klankvorming kun je dan veel winnen.

Als je niet recht strijkt, gaat je strijkstok ongecontroleerd over verschillende contactplaatsen en krijg je allerlei verschillende soorten klanken zonder dat je dat wilt. Je hebt zo geen controle over de klank die je maakt op je viool. Ook kan het gaan piepen en fluiten of andere rare geluiden geven.

Een aantal tips om recht te strijken:

  • Hou je bovenarm bij het strijken bijna stil: alleen aan de slof gaat je bovenarm iets naar voren
  • Strijk niet alleen met je onderarm, maar beweeg ook je pols en vingers om de streekwisseling af te ronden en soepel te strijken
  • Neem een ontspannen flexibele strijkstokhouding aan die meeveert en meebeweegt met de streek, zodat je de resonantie van de viool en de strijkstok zo min mogelijk in de weg zit

Officieel kennen we vijf contactplaatsen

Zorg dat je ze in elk geval alle vijf beheerst, maar besef je dat het kleuren van de klank en muzikale expressie een organisch proces is en dat het niet gaat om het trapsgewijs mechanisch schakelen tussen ‘officiële’ contactplaatsen. Je kunt eindeloos veel contactplaatsen gebruiken en hier zelfs binnen één streek in variëren. Als je het eenmaal beheerst, zul je het onbewust gaan toepassen in combinatie met andere manieren van toonvorming.

Bron afbeelding: Bow like a Pro

Waar zit de optimale contactplaats op je snaar?

De viool klinkt het beste op ongeveer 1/9 a 1/10 van de trillende snaarlengte vanaf de kam. Dit is in verband met meeklinkende natuurtonen de beste plaats om te strijken. Door op een andere plaats te strijken kunnen natuurtonen onderdrukt of juist versterkt worden.

Dichtbij de kam (sul ponticello) overheersen de hoge boventonen, waardoor een ‘glas-achtige’, heldere en wat scherpe klank ontstaat. Dichtbij of boven de toets (sul tasto) worden hoge boventonen onderdrukt en ontstaat een vagere zachtere klank. Dit wordt ook wel flautato genoemd, maar het is ook op andere contactplaatsen mogelijk om flautato te spelen door een combinatie van weinig druk en veel streek.

Wanneer gebruik je welke contactplaats?

Drie factoren beïnvloeden de keuze voor de contactplaats: de streekduur, de dynamiek en positiespel

Lange, sterkte tonen worden dichter bij de kam en kortere tonen met veel stok worden dichter bij de toets gespeeld.

In hogere posities wordt de contactplaats meer naar de kam verlegd, omdat de optimale 1/9 van de trillende snaarlengte dan dichter bij de kam ligt. Door het spel in hogere posities is de snaarlengte immers meer verkort. Zou je in een hogere positie dezelfde contactplaats gebruiken als in een lagere positie, dan krijg je een ‘sul tasto’ effect in je klank.

Bij een hoger contactpunt biedt de snaar meer weerstand, omdat je dichtbij de kam zit. Je moet dus met meer gewicht in je stok spelen als je dichterbij de kam strijkt. Op de E-snaar is dit meestal niet nodig, maar moet je wel meer druk uitvoeren met je linkerhand om een heldere toon te krijgen.

Hoe oefen je het veranderen in contactplaats?

Als dit helemaal nieuw voor je is, kun je eerst voor de spiegel experimenteren op losse snaren met de verschillende contactpunten. Probeer hierbij ‘blind’ onder controle te krijgen dat je recht kunt strijken met een regelmatige klank op alle vijf de contactpunten. Zonder te kijken dien je je bewust te zijn van het contactpunt en of je recht strijkt.

Speel toonladders en drieklanken crescendo (harder worden) en decrescendo (zachter worden). Wen je aan dat je verandert van contactplaats bij het veranderen in dynamiek. Deze oefening is wat ingewikkelder als je de toonladders en drieklanken op één snaar speelt, waardoor je de contactplaats ook moet aanpassen op de positie waarin je speelt.

Pas het wisselen van contactplaats toe in je spel en ontdek wat de verschillen in klank zijn ten opzichte van andere manieren om je klank te kleuren, zoals vibrato, gewicht op de stok, stokindeling, articulatie met de linkerhand en streeksnelheid. 

Bronnen

  • ‘De kunst van het vioolonderwijs’ – Louis Metz
  • ‘Tone: experimenting with proportions on the violin’ – Simon Fischer
  • ‘Principles of violin playing and teaching’ – Ivan Galamian
  • ‘The art of bowing practice’ – Robert Gerle
  • Bow like a Pro – online masterclass program

Lees meer:

Reageer!

Wat heb jij kunnen toepassen in je eigen spel of in je lespraktijk naar aanleiding van dit artikel? Wat is het resultaat?

Deel het in het commentaar onder dit artikel: