In de strijkstokhouding heeft elke vinger een aparte functie
De manier waarop je je strijkstok vasthoudt en strijkt is van grote invloed op je toonvorming, je technische mogelijkheden en je muzikale expressie.
Aan de strijkstokhouding en het vioolspel in het algemeen ging een eeuwenlange ontwikkeling vooraf. In verschillende stijlperiodes bestonden verschillende speelstijlen.
Expressief en beeldend stukken uit verschillende periodes spelen is soms een hele uitdaging. Het spelen van Bach’s vioolpartita’s met een moderne strijkstok en viool, maakt het lastig je volledig in te leven in de 18e eeuw.
Inzicht in en oefenen met verschillende strijkstokhoudingen kan je spel verrijken. Dit zorgt ervoor dat je als speler flexibeler wordt en geeft je een beter inzicht in de rijke geschiedenis van het vioolspel.
In dit artikel beschrijf en demonstreer ik strijkstokhoudingen door de eeuwen heen. De foto’s en omschrijvingen komen uit mijn afstudeerscriptie die ik heb geschreven aan het Utrechts Conservatorium, die beoordeeld werd met een negen! Het artikel is een leesbare variant van het onderzoek naar strijkstokhouding dat onderdeel is van deze scriptie.
Tot 1600
Waarschijnlijk waren de strijkstokken van de eerste violen ongeveer gelijk aan de voorgangers van de viool: de rebec, de lira da braccio en de renaissance fiddle. De strijkstokken in deze periode waren gebogen als een ‘pijl en boog’-boog en werden weinig bewaard. De gewoonte was om versleten strijkstokken weg te gooien en door een nieuwe te vervangen. De strijkstok had niet het belang wat hij nu heeft omdat de nadruk voornamelijk op de viool lag.
Sommige strijkstokken uit deze periode waren erg lomp en willekeurig in elkaar gezet, anderen waren weer goed gebalanceerd, relatief efficiënt en zelfs elegant. Verschillende sloffen en punten werden gemaakt om ervoor te zorgen dat de stok van het haar werd gescheiden. Sommige strijkstokken hadden geen punt en/of slof. Tot het einde van de zeventiende eeuw (toen de schroef werd ontwikkeld) was het niet mogelijk om het haar aan te draaien of los te draaien. Gezien de variatie in strijkstokken, is het ook voorstelbaar dat de strijkstokhouding varieerde.
Strijkstokhouding
De techniek werd waarschijnlijk overgedragen van de viol naar de viool. Echter bestonden er geen methodes omtrent het vasthouden van de strijkstok en de viool, waardoor niet bekend is hoe deze overgang precies ging en wat het verschil was tussen speltechniek van de viol en de viool. Voor informatie over de strijkstokhouding in deze tijd zijn we vooral afhankelijk van afbeeldingen. Het boek ‘Regola Rubertina’ van de Italiaanse violist/fluitist Ganassi is het enige werk uit die tijd dat instrumentale techniek beschrijft.
Het grootste verschil is dat de viol (ook de kleinste variant!) werd vastgehouden tussen de knieën of benen en dat de viool ‘op de arm’ werd gedragen. De strijkstok werd bij de viol onderhands vastgehouden (zoals contrabassisten met een Duitse strijkstok nu nog doen) en de strijkstok van de viool bovenhands. Het gewicht van de arm werd hierbij via de hand in de strijkstok gebracht.
Het verschil in klank tussen de viol en de viool is hierbij dat de opstreek van de viol de afstreek van de viool is: alles is precies andersom. Bij de viool lag door het gewicht van de arm de nadruk op de afstreek en werd een stuk automatisch begonnen met afstreek. Voor de viol is dat de opstreek.
De houding van de strijkstok was duidelijk afhankelijk van het muzikale doel en het type strijkstok. Er bestonden de Franse houding en de Italiaanse houding en deze veranderen gedurende de eeuwen.
Franse Houding
De duim werd bij deze houding onder het haar gehouden. Aangezien het aanspannen van de strijkstok onmogelijk was, kon de violist het haar met de duim indrukken waardoor de spanning op het haar toenam. In die tijd zat op veel strijkstokken geen slof waardoor het soms niet mogelijk was de duim tussen het haar en de stok te plaatsen. De Franse houding werd vooral gebruikt bij korte strijkstokken en dansmuziek.
Italiaanse Houding
Bij de Italiaanse houding werd de duim tussen de stok en het haar gehouden, zoals in de moderne strijkstokhouding. Deze houding werd gebruikt bij langere strijkstokken en de meer ‘serieuze’ muziek. Deze houding is de basis voor de moderne strijkstokhouding.
In de praktijk werd gevarieerd met de plaats van de hand op de strijkstok: de strijkstok werd bij de slof vastgehouden, maar ook wel eens meer richting de punt. Dit was afhankelijk van de violist, de lengte van de strijkstok en de balans van de strijkstok.
1600 tot 1650
De kennis over strijkstokken uit begin zeventiende eeuw, berust vooral op tekeningen en schilderijen, omdat deze strijkstokken vaak slecht bewaard werden. Aangezien de makers van deze schilderingen en tekeningen geen musici waren, is het de vraag hoe betrouwbaar deze weergaven zijn.
De strijkstokken, zeker die voor het spelen van dansmuziek, waren relatief kort. Ze waren nauwelijks langer dan de viool zelf en iets meer dan de helft van de moderne strijkstok. Het haar van deze strijkstokken was dunner dan die van onze moderne strijkstokken. Hoewel de strijkstokken verbeterden in gewicht, flexibiliteit en stijfheid, was er nog weinig gestandaardiseerd en verschilden de strijkstokken zeer sterk per maker en land.
De namen ‘Franse’ en ‘Italiaanse’ houding suggereren dat deze houdingen toepasselijk waren in Frankrijk en Italië. Beide houdingen waren echter wijdverspreid. Zo speelden er veel violisten dansmuziek in Italië met een Franse houding. De houding was dus meer afhankelijk van het soort muziek en de strijkstok zelf dan van het land.
Ook stonden houdingen niet vast: er zijn zelfs genoeg afbeeldingen van violisten die met de linkerhand strijken. Dat was niet ongebruikelijk in die tijd.
Franse Houding
Aangezien in de Franse houding de duim best hard op het haar moest drukken om de spanning van het haar te reguleren, was de gehele strijkstokhouding wat gespannen. De streek was dus door de benodigde stevigheid niet subtiel of genuanceerd. Deze houding was vooral erg effectief voor ritmisch en gearticuleerd spel benodigd in dansmuziek.
Italiaanse Houding
De Italiaanse houding stond als basis voor de verdere ontwikkeling van de viooltechniek, die opbloeide in Italië. In tegenstelling tot de Franse houding, was de Italiaanse houding meer geschikt voor subtiele streken, variaties in streken en de meer geavanceerde Italiaanse viooltechniek. De sonata spelers gebruiken de Italiaanse houding.
1650 tot 1700
In deze periode veranderden de bijdrages van verschillende landen aan de viool muziek enorm in soort en omvang. Vanuit een muzikaal standpunt bleef Italië het centrum. Vanuit virtuositeit streef Duitsland Italië voorbij in de ontwikkeling in viool techniek. In Italië kwam de nadruk meer te liggen op het ontwikkelen van muzikale en compositie technieken en meer begrip van tonaliteit. De nadruk lag niet zozeer meer op het verder ontwikkelen van de instrumentale techniek.
In deze periode veranderden de strijkstokhoudingen niet zo veel ten opzichte van de vorige periode. De Franse houding (duim onder het haar) verloor in populariteit ten opzichte van de Italiaanse houding (duim tussen hout en haar).
Toen de bekende violist en componist Matteis naar Engeland kwam in de vroege jaren 1670, leerde hij de violisten de strijkstok alleen vast te houden bij het hout en niet bij het haar. De violist Falck promootte de Franse houding meer, waarbij de duim stevig in het haar werd gedrukt bij de slof om een diepe streek en geluid te produceren. Hij gaf meerdere instructies rondom het vasthouden van de strijkstok: de wijsvinger moet de strijkstok raken tussen de eerste twee kootjes en er moet niet te ver en niet te dichtbij de kam gestreken worden. In zijn tijd werd de strijkstok meestal een stuk boven de slof vastgehouden (hoger op de strijkstok), maar Falck instrueerde om de strijkstok bij de slof vast te houden.
1700 tot 1761
In het begin van de achttiende eeuw ontwikkelde de strijkstok zich sneller de viool zelf. In het begin van deze eeuw was er nog een onderscheid tussen de eerder beschreven Italiaanse strijkstok (lang en bedoeld voor sonate spel) en de Frankse strijkstok (kort en bedoeld voor dansmuziek). Vanaf 1720 verandert dit, omdat er een sonate school opkomt van Franse componisten en spelers.
De strijkstok wordt in deze periode rechter en langer. Het uiterlijk was elegant. Sommige strijkstokken laten al een voorbereiding zien op de buiging de andere kant op (naar binnen in plaats van naar buiten) van de Tourte strijkstok. De punt van de strijkstok begon al langzaam kenmerken te vertonen van de moderne strijkstok ten opzichte van de ‘fluted’ barok strijkstok met de langzaam naar dun aflopende strijkstok.
De strijkstokhouding was gerelateerd aan de vioolhouding: onder de kin rechts, links of boven het staartstuk, de krul evenwijdig aan het staartstuk, hoger of lager etc. De Italiaanse en Franse houding bestonden nog naast elkaar. In het begin van de achttiende eeuw is de Franse houding in Frankrijk nog de standaard strijkstokhouding. Na 1750 werd de Franse houding helemaal overbodig met de komst van het sonatespel. De Italiaanse houding werd de standaard strijkstokhouding en was de enige houding die beschreven werd in de literatuur, zoals het boek van Corrette.
Alhoewel de goede violisten helemaal afzagen van de Franse houding, werd de Franse houding (zelfs in Italië) in meer informele sfeer nog wel toegepast… in dansmuziek. Hoewel de Italiaanse houding nu de standaardhouding werd voor professionele violisten, stond het nog niet vast waar op de strijkstok de hand werd gehouden. Dit kon bij de slof zijn, maar ook hoger op de strijkstok, afhankelijk van het type strijkstok.
Leopold Mozarts houding
In zijn boek uit 1756 beschrijft Leopold Mozart dat de strijkstok tussen de duim en het middelste kootje van de wijsvinger (of iets verder op de wijsvinger) vastgehouden dient te worden bij de slof. De vingers die over de strijkstok liggen, worden relatief dicht bij elkaar gehouden. De pink mag in geen geval de strijkstok verlaten en blijft altijd op de strijkstok liggen. De pink draagt bij aan controle over de strijkstok en daarmee de gewenste kracht van de streek. De wijsvinger mag niet te ver op de strijkstok liggen en te ver van de andere vingers verwijderd zijn. De wijsvinger mag de strijkstok met het eerste of tweede gewricht vasthouden, maar het strekken over de strijkstok is altijd een zware fout. Op die manier verstijft de hand, omdat de zenuwen zich aanspannen. Hierdoor wordt de streek lomp en grof, omdat alles met de gehele arm gedaan moet worden. Bij het matigen van de toon, moet de hand het meeste doen. De strijkstok moet op de snaar staan en iets in de richting van de toets gekanteld worden. Er werd niet met al het haar gestreken.
1750 tot 1800
De strijkstokhouding beschreven door Leopold Mozart komt al heel dicht in de buurt van de huidige strijkstokhouding. Toch hebben er in de loop van tijd wat veranderingen plaatsgevonden. De strijkstok was door Tourte inmiddels gestandaardiseerd. Dit betekende dat de strijkstokhouding zich niet meer mee hoefde te ontwikkelen met de veranderende ontwerpen op het gebied van strijkstokken.
Hiller
A. Hiller nam in zijn boek uit 1793 wat betreft strijkstokhouding voor een groot deel een voorbeeld aan Mozart. Het verschil is dat om een grotere toon te bereiken hij voorschrijft om de strijkstok recht op de snaar te zetten en met al het haar te strijken.
Campagnoli
Campagnoli baseerde zijn strijkstokhouding op die beschreven door Geminiani: een Italiaanse houding een stukje verder op de strijkstok, niet bij de slof. De eerste kootjes van de eerste, tweede en derde vingers rusten op de strijkstok, de pink was gestrekt bovenop de stok en de duim was krom, de vingers zitten relatief dicht tegen elkaar.
Baillot, Rode en Kreutzer
In het boek ‘Méthode de Violon’ (1802) wordt de strijkstokhouding als volgt omschreven: de stok wordt door alle vingers gedragen. De duim wordt tegen de slof aan en tegenover de middelvinger geplaatst. De wijsvinger, die met het tweede gewricht op de stok rust, moest zich aansluiten bij de middel-, ringvinger en pink in een natuurlijke houding.
1800 tot 1900
Het was de tijd van de vioolvirtuozen. De viooltechniek ontwikkelde zich in rap tempo, maar er werd nog weinig aandacht besteed aan het ontwikkelen van vioolmethodes en het daarmee overdragen van de techniek.Veel virtuozen hadden een andere streektechniek (intuïtief gecorrigeerd) dan in de toen gebruikte vioolmethoden werd aangegeven. Men verklaarde dit als vrijheden van geniale instrumentalisten.
Oude Duitse Houding
Carl Flesch geeft in zijn ‘Kunst van het vioolspel” beschrijvingen van oude en nieuwe strijkstokhoudingen. Hij beschrijft hierin de oude Duitse stokhouding waarbij het aanrakingspunt van de wijsvinger op de stok ligt tussen het eerste en tweede kootje, feitelijk op het eerste gewricht. De duim wordt tegenover de middelvinger geplaatst, zoals voorgaand al in veel vioolmethodes werd omschreven. Dit balanceert de druk. De overige vingers worden dicht bij elkaar gehouden. Zoals op de foto te zien is liggen de vingers niet ver over de strijkstok heen; door de lage plaats op de wijsvinger van de stok worden automatisch alle andere vingers niet ver over de strijkstok heen geplaatst. De vingers zijn vrij recht en staan dicht naast elkaar. De houding ziet er meer hoekig en gestrekt uit dan rond.
Frans-Belgische Houding
Bij de Frans-Belgische strijkstokhouding drukt de wijsvingers zijwaarts op de stok aan het uiterste einde van het tweede lid (vlak voor het eerste gewricht), waardoor de hand naar voren geschoven wordt en meer beheersing over de stok krijgt. De hand kantelt als het ware iets naar voren richting de punt, waardoor meer kracht vanuit het gewicht van de arm de strijkstok in kan. De wijsvinger ligt hierbij meer ‘op zijn kant’. Een tussenruimte tussen wijsvinger en middelvinger ontstaat. Door het iets meer spreiden van de vingers, kan ook wat meer druk overgebracht worden. Bij deze houding liggen de vingers (door de andere positie van de wijsvinger) ten opzichte van de oude Duitse stokhouding iets meer over de strijkstok. Dit zorgt ervoor dat deze houding er wat ronder uitziet. Ook is er meer ‘grip’ op de stok en meer mogelijkheid om gewicht over te brengen vanuit de arm.
Nieuwe ‘Russische’ Houding
Flesch prefereerde aanvankelijk deze houding. Bij deze houding ligt de wijsvinger (ten opzichte van de oude Duitse en de Frans-Belgische houding) verder over de stok heen. De stok raakt hierbij het derde kootje van de wijsvinger en omklemt de strijkstok met het eerste en tweede kootje. De wijsvinger en middelvinger zijn naast elkaar geplaatst. In deze houding is de gehele hand meer naar voren gekanteld. De streek wordt geleid door de wijsvinger. De functie van de pink is minder: deze wordt door de stok slechts bij het strijken met de onderste helft van de stok aangeraakt. De pink verlaat tijdens het spelen regelmatig de stok. Op basis van de nieuwe Russische houding is de moderne stokhouding ontstaan.
Moderne stokhouding
Toepassing voor de Moderne Violist
Het is interessant om te weten wat de geschiedenis van de strijkstok is en wat de geschiedenis van de strijkstokhouding is. Nog interessanter wordt het als we deze kennis kunnen toepassen op onze moderne uitvoeringspraktijk en het spelen van stukken uit de tijd voor 1750.
Toon voor 1750
De toon was helder, transparant en gearticuleerd ten opzichte van het huidige klankideaal, dat meer massief en dik is. De oude violen klonken minder intens en meer ‘losjes’. De klank was meer gearticuleerd en gaf een puls en levendigheid aan de figuren en frasering. De toon was eerder genuanceerd dan dezelfde toon die voortduurt. Natuurlijk was de klank wat verschillend per periode en muzieksoort: dans, sonate of concert.
Nabootsen
Als een moderne violist met een moderne strijkstok, viool en snaren zal niet exact de toon geproduceerd kunnen worden van de tijd voor 1750. Ook het publiek is gewend aan een andere toon en heeft andere eisen. Je zal een balans moeten vinden tussen je eigen smaak, moderne begrippen en de oude uitvoeringspraktijk. Het gebruiken van een oude strijkstok kan je wel een ervaring geven hoe het was om de stukken te spelen in de tijd dat ze geschreven werden. Zo kan je erachter komen wat de voor- en nadelen van deze oude strijkstokken waren, wat hun relatie is met de muziek waar- voor ze ontwikkeld zijn en wat de beperkingen en mogelijkheden zijn. Deze kennis is dan weer toe te passen bij het gebruik van moderne middelen voor het spelen van oude muziek.
Streek
Bij het spelen van oude muziek met een moderne strijkstok zal je het idee van ‘schaatsen’ bij detaché moeten loslaten. De tonen werden duidelijker gearticuleerd. Het ideaal van de eindeloze strijkstok (onhoorbare streekwisselingen) en de lange streken (hele stok), is van een latere tijd. Met de oude strijkstokken is het niet mogelijk om een directe druk te krijgen op de strijkstok. Men streek zacht, drukte snel de diepte van de snaar in en liet los. De streek hierbij is relatief kort. Dit maakt de muziek levendig, luchtig en transparant. Streken die van de snaar af komen, kunnen relatief veel aan de slof gespeeld worden in een matig tempo (zeventiende eeuw staccato). In snelle tempi werd meer met het midden van de strijkstok gestreken. Het geluid lijkt hierbij wat op modern spicatto. De stok verlaat de snaar nauwelijks.
Franse Houding
Hoewel de Franse houding overbodig werd in de loop der jaren, kan het een goede ervaring zijn om deze houding uit te proberen. Om een gevoel te krijgen bij het ritmisch en gearticuleerd spelen van oude dansen, kan het een goed experiment zijn om de duim eens onder de slof te houden. De strijkstok ligt als het ware in de vuist. Bij deze houding beweegt de pols niet, wordt de strijkstok stevig vastgehouden en worden korte streken gemaakt.
Kies een goede strijkstok die bij je spel past!
Tot slot wil ik aandacht schenken aan het feit dat een goede strijkstok die past bij je viool en je spel, je écht kan helpen met het ontwikkelen van je streektechniek en het maken van een prachtige klank.
Klik hier om meer te lezen over wat voor verschil een strijkstok kan maken en hoe je een passende strijkstok kiest!