De viool is een instrument met heel veel mogelijkheden, omdat je de klank kunt kleuren met de strijkstok en je streektechniek

In dit artikel beschrijf ik de 24 verschillende manieren om te strijken op de viool

Hiermee kun je inspiratie opdoen voor je eigen spel en je techniek uitbreiden door nieuwe streeksoorten te leren

de viool, dat is de strijkstok tourteAls je vioolspelen met zingen zou vergelijken, dan is de viool je longen en de strijkstok de stem en de mond.

Allereerst wil ik benadrukken dat deze streeksoorten slechts een ‘gereedschapskist’ van techniek zijn en dat dit artikel heel theoretisch is. In de praktijk gebruik je allerlei tussenvormen en ben je met name bezig met het zoeken naar de klank die past bij wat je wilt uitdrukken in je muziek. Het is dus niet zwart-wit, maar tussen die 24 streeksoorten in heb je nog allerlei andere klankkleuren. Dit artikel is ter overzicht en inspiratie.

Vaak benaderen mensen (en dan vooral volwassen leerlingen) de viool te technisch. Een theoretische benadering is niet de snelste of de beste manier om expressief te spelen en mooie muziek te leren maken. Ja, natuurlijk is het belangrijk dat je de techniek beheerst en dat je weet wat je doet en waarom. Blijf echter niet ‘hangen’ in de theorie en ga je stukken en spel niet te veel analyseren. Je zult zelf kritisch moeten luisteren naar wat je doet, moeten bepalen wat je klankideaal is en dan naar smaak ingrediënten moeten toevoegen. De beschikbare ingrediënten geef ik je in dit artikel. Het recept en eindresultaat bepaal jij!

3 Hoofdsoorten in het strijken

Ik heb alle streeksoorten ingedeeld in drie categoriën en een vierde overige danwel speciale categorie. In alle streeksoorten onder detaché blijft de strijkstok op de snaar liggen en speel je de noot in zijn volledige lengte. Bij spiccato speel je een kortere nootlengte en verlaat de strijkstok bijna of helemaal de snaar. Bij martelé speel je een kortere nootlengte en is er dus ‘lucht’ tussen de noten, maar verlaat de strijkstok de snaar doorgaans niet. De overige streeksoorten zijn meer speciale effecten die niet onder de andere drie categoriën pasten.

Detaché

Detaché is ‘normaal strijken’, heen en weer, met een gezonde stevige klank, een naadloze streekwisseling en al dan niet een licht accent aan het begin van de noot.

Bij detaché collé voer je een ‘slow motion’ of ‘neerzet’ spiccato uit en til je de strijkstok op bij de streekwisselingen. Bij detaché porté leg je de nadruk op het begin van de noot middels een hogere streeksnelheid (dus geen accent met druk).

Son filé

Son filé is een streeksoort op de viool waarbij je een diepe stevige toon maakt. Een voorbeeld is het begin van het vioolconcert van Bruch.

Legato

Bij legato speel je meerdere noten op één streek. In de klank gaan de noten vloeiend in elkaar over. In de bladmuziek wordt dit aangegeven met een boog over de noten.

Portato

Portato leer je eerst als ‘opjes met stopjes’. Het lijkt op legato: je speelt meerdere noten op één streek, maar door je strijkstok tussen de noten even stil te houden (zonder een accent te geven), klinkt het als detaché.

Akkoorden

Soms staan er drie of vier noten boven elkaar genoteerd. Hier speel je dan een gebroken akkoord, waarbij je eerst de onderste noten strijkt en dan de bovenste noten. In uitzonderlijke gevallen speel je op drie snaren tegelijk. Als twee noten boven elkaar staan genoteerd, speel je ze tegelijkertijd. Dit is een dubbelgreep of dubbelklank.

Martelé

Martelé betekent gehamerd. Vaak is dit de tweede streeksoort die je leert op de viool. Hierbij maak je geen naadloze streekwissel, maar komt er juist ‘lucht’ tussen de noten. Elke noot begint met een accent. Je hoort een ’taaa’ in plaats van een ‘haaa’. Elke noot begint met een ‘klik’, doordat je gewicht in de strijkstok legt dat je bij het begin van de streek loslaat. Timing is hierbij heel belangrijk. Martelé komt bijvoorbeeld voor in het Praeludium en Allegro in de stijl van Pugnani door Fritz Kreisler.

Bij martelé collé til je de strijkstok op bij de streekwisseling. Dit lijkt op een slow motion spiccato of op detaché collé. Martelé is altijd te herkennen aan het accent aan het begin van de noot. Bij martelé lancé is het martelé juist langer en is de streeksnelheid hoger aan het begin. Dat lijkt erg op detaché porté, maar martelé lancé heeft stevigere accenten.

Staccato

Staccato en martelé worden door elkaar gebruikt. Vaak wordt met staccato aangeduid dat je meerdere martelé noten op één streek hebt, maar er doen verschillende definities de ronde.

Vliegend staccato

Bij een vliegend staccato verlaat de strijkstok de snaar tussen de noten op één streek. Je strijkstok stuitert, maar je controleert de beweging.

Fouetté

Deze streeksoort houdt het midden tussen een spiccato op de snaar en een detaché met accenten, meestal uitgevoerd op de bovenste helft van de strijkstok.

Spiccato

Bij spiccato maak je gebruik van het natuurlijk springen van de strijkstok. Dit gaat het beste ongeveer een centimeter boven het balanspunt van de strijkstok, maar is afhankelijk van de snelheid. Verschillende strijkstokken heb dan ook verschillende ‘spiccatoplekjes’. De strijkstok verlaat de snaar bij de streekwisselingen en je maakt een korte streek.

Heel belangrijk bij spiccato is dat je pols en vingers soepele bewegingen maken en dat je arm weinig beweegt. Bij spiccato vanuit de arm, wordt het springen al gauw ongecontroleerd: de strijkstok springt dan te hoog en soms zelfs alle kanten op.

Doorgaans wordt spiccato aangegeven middels puntjes boven en onder de noten. Dit kan echter ook duiden op andere technieken, afhankelijk van de componist, stijlperiode en karakter van het stuk.

Sautillé

Bij een hoog tempo, doe je sautillé. Dit is hoger op de stok dan spiccato en je maakt meer gebruik van het natuurlijk springen van de strijkstok: je doet hier zelf dus minder aan. Een subtiele streektechniek en een ontspannen strijkstokhouding zijn hierbij erg belangrijk.

Vliegend spiccato

Hierbij heb je meerdere spiccato noten op één streek, waarbij je haast op de plaats strijkt (dit in tegenstelling tot vliegend staccato).

Ricochet

Bij ricochet maak je gebruik van het stuiteren van de strijkstok en speel je meerdere noten op één streek. Het is alsof je een steentje over het water gooit. Een bekende toepassing is Paganini caprice 5 met originele streken.

Vliegend arpeggio

Hierbij gebruik je ricochet in gebroken akkoorden over meerdere snaren. Een bekend voorbeeld zit in de cadens in het eerste deel van het vioolconcert van Mendelssohn.

Overige streeksoorten

Met de strijkstok kun je natuurlijk nog veel meer klanken maken. Bij tremolo maak je korte streekjes aan de punt: dit zie je veel in orkesten bij het spelen van symfonieën. Bij col legno keer je de strijkstok om en speel je met het hout. Sul punticello is strijken bij de kam met een glasachtig geluid. Sul tasto is strijken boven de toets met een zachte hese klank. Flautato is strijken met heel veel stok en weinig druk, waardoor je een fluitende transparante klank krijgt.

Wil je ALLE streektechnieken beheersen op de viool?

cursus streektechniek en toonvorming voor violistenVind je dit interessant en zou je graag meer willen leren over streektechniek en toonvorming?

Je van harte welkom in mijn online programma ‘Bow like a Pro’. Hier leer je alles over strijken, het maken van een mooie klank en leer je diepgaand de 24 streeksoorten middels meer dan honderd instructievideo’s, voorbeelden van topsolisten en nog veel meer.

Meer informatie

Bronnen van dit artikel:

  • ‘Art of Violin Playing’ – Carl Flesch
  • ‘De kunst van het vioolonderwijs’ – Louis Metz
  • ‘Principles of violin playing and teaching’ – Ivan Galamian
  • ‘The art of bowing practice’ – Robert Gerle
  • Bow like a Pro – online masterclass program

Bekijk deze videolessen om beter te leren strijken op de viool:

Lees deze artikelen over streektechniek:

Reageer!

Wat heb jij kunnen toepassen in je eigen spel of in je lespraktijk naar aanleiding van dit artikel? Wat is het resultaat? Deel het in het commentaar onder dit artikel: